Nou… heeft Nederland ooit meer in spanning gezeten op een zondagavond? Want er moeten nog twee boeren gaan kiezen. Om te beginnen Janine. Mensenkinderen… Als je dacht dat Dinie kon twijfelen: dat was nog heulemaol niks vergeleken bij Sjenien Truttemien. De laatste ochtend, teringvroeg uiteraard, in de Limburgse schapenboerinnenkeuken. Janine giechelt alles weg, Christiaan zegt niks en Sander denkt er het zijne van. Ineens blijkt dat Chris óók ineens uit zichzelf kan gaan praten: “Gevoelstemperatuur buiten is min twee hè?” Ja, en binnen is ie min elf. Pffff… Miss Truttemien haalt haar moeder erbij voor raad. Drie keer raden wat mams zegt. Zoals wij in Rotterdam zouden zeggen: “joh, ga het effe lekker zelf uit te zitten te lopen te leggen te zoeken!” Maar dan met een zachte g, iets minder sarcasme en ondertiteling.
Truttemien neemt Christiaan even apart in de deuropening van de stal, met volgens mij Sander op tien meter afstand. Wat volgt is het meest ongemakkelijke tv-fragment sinds jaren. “Ik twijfel of ik Chris al heb gezien.” Pffffffffffffffffff… Chris zegt dat hij zijn best heeft gedaan om zichzelf aan haar te tonen. “Nou, dat is dan mislukt!”, roept de husband. Truttemien vertelt dat ze meer van hem nodig heeft. Joh. Die jongen zegt, op “ja… ja… ja…” na, helemaal niks, heeft geen grammetje zelfvertrouwen, toont geen enkele emotie en geloof me, ik heb fruitvliegjes gezien met meer uitstraling. Hij zegt dat hij zich helemaal op zijn gemak voelt en dat ze het vast wel zullen redden. Daar scoor je geen punten mee, jongen. En ja hoor: even later zit Janine Truttemien gewoon weer aan de telefoon: “Ik ban er nog nie oet.” Zucht. Kies gewoon Sander, joh! Die gozer is knettergek op je. Geeft ie zelfs toe aan Yvon: “liefde start in je hoofd en eindigt in je hart.” Voor op een tegeltje. “…en het is al aardig onderweg. Zit nog net iets boven m’n hart. Ik heb me nog nooit zo gevoeld!” Awwwwww…
Als Yvon aan Chris vraagt wat zijn bevindingen over de logeerweek zijn, begint hij te lullen over het buitenleven, het werken met de schapen, de natuur en het mooie landschap. Nee, ei! Waarvoor ben je hier nou??? Ah ja, Sjenien! “Ja… harde werker… eh… eh… ja… mooi uiterlijk… eh… ja, mooie ogen…” Manmanmanmanman. Man.
Ondertussen weet Sjenien Truttemien het nog steeds niet. Dus: janken bij Yvon. “Want ja… gevoelens voor Chris… maar ja… verstand zegt Sander.” En ze wil vooral niemand kwetsen. Vermoeiend… Husband en ik vrezen dat ze dat ze toch voor schapenboerinnenfluisteraar Chris zal gaan. En ja, zelfs bij het keuzemoment laat ze de tranen vloeien. “Sander.”, zegt ze ineens. Wait, what? Toch Sander??? Good choice. Als één van de redenen om Chris te laten gaan, geeft ze aan dat ze er alles uit moest trekken en dat het met Sander allemaal wèl soepel verloopt. Zo, die komt het Limburgse boederijtrauma nu helemaal nooit meer te boven. Doei Chris! Sander voelt feilloos aan dat hij haar de ruimte moet geven en dat doet hij dan ook.
Een week later komt Janine na 3,5 uur rijden aan op de boerderij van Sander ‘aan de andere kant van de wereld’. Ze vindt het fijn om Sander weer te zien, ze geeft toe dat ze hem toch wel een beetje heeft gemist en ze lijkt wel een stuk meer ontdooid te zijn. Ze maakt kennis met haar naamgenoot, een kalfje dat Sander naar haar heeft vernoemd, met de ezeltjes en de schapen, die enthousiast op Sander en Janine af komen rennen. “Godsamme, die zijn dik!”, roept ze uit met het oog van de kenner. Met de dieren klikt het in elk geval. Ook met de familie klikt het goed; ze heeft zelfs voor de twee ‘bern’ in de familie knuffeldieren meegenomen. Alleen die taal hè? “Nu is het mijn beurt om jullie taal te ontcijferen.” En voor het geval je geen idee hebt wat ik net schreef: rijd in Friesland een willekeurig dorp in en je ziet ze staan aan de kant van de weg. Bordjes met daarop ‘tink om us bern.’ Met spelende kinderen erbij geschilderd. You figure it out. (Google translate, Fries naar Nederlands. Het is een tip…)
Ook Evertje moet gaan kiezen: wordt het Mouth of Nans? Husband en ik denken dat het Nans gaat worden, omdat Mouth nogal ‘veel’ is, zeg maar. Aan de ontbijttafel wordt er even ‘ge-Evertlueerd’. Of de dames hebben genoot’n van de boerderij. Mouth haalt de geboorte van het kalfje weer aan. “Ik wowrrrd ewrrr weewrrr emotioneil van!”, zegt ze. “Nou, dat moet je niet hebben op een boerderij, janken om elk kalf”, oppert de husband. Dat is ook precies waarom ik geen goede boerin zou zijn. Niet dat ik elke keer stond te janken, maar ik zou elk jong dier doodknuffelen. En daar wordt uiteindelijk niemand blij van. Tiet veur de gebruikelijke interviews. Nans wordt eerst door Yvon aan de tand gevoeld. “Het is een mooie plek. Ik heb veel gezien, veel geleerd. Evert heeft uiteindelijk ook dingen laten zien.” Ze doelt op de onderlaag (en dan bedoelt ze niet zijn ondergoed) die ze bij hem gevonden heeft. Want ja, Evertje is meer dan dat hij laat zien, dat is inmiddels wel duidelijk. Haar voorgevoel is in elk geval niet verkeerd, zo zegt ze.
Mouth was niet zenuwachtig, totdat Yvon tegenover haar staat. Ze heeft geen idee en zegt het af te wachten. “Ik heb ewrrr alles aan gedaan.” Ze ziet het wel zitten met een man die nooit ver weg zal zijn. Lekker veilig in ‘haawrrr buuwrrt’. Yvon vraagt wat er gebeurt als ze het niet zal worden. “Ja… dan haup ik dat hij mij een beitje kan uitleggen waawrrrom, zodat ik het los kan laten, dat ik het kan vewrrrwewrrrken, dat ik begrijp waawrrrom dan niet.” “Stel, je wordt het wèl…”, vraagt Yvon. “Ja, dan…” Ik besluit het nu zelf maar eens voor Mouth in te vullen en roep keihard: “NUIKEN!” door de kamer. Even voor de goede orde: zo plat ben ik normaal gesproken helemaal niet, maar ik hoopte zo’n woord gewoon een keer uit Mouth haar mond te horen. Maar nee, Mouth kiest ervoor om “Eivert dan eewrrrst heil steivig vast te pakken.” En ze beeldt uit hoe ze dat dan doet. Maar ja, die onzekerheid hè? En ja hoor: daar zijn de tranen van Mouth.
Evertje zegt de afgelopen week mooi te hebben gevonden. “Ik heb me wel vermaakt.” Het kalfje met Mouth en de gesprekken tijdens de wandelingen met Nans passeren de revue. “Is het doel bereikt?”, informeert Yvon. Evert begint te glimmen. “Het doel is bereikt, ja. Vind je dat mooi?” Yvon beaamt dat. “Precies!”, zegt Evertje. “Ik ook!”
Aan de keukentafel neemt Yvon als eerste het woord. Evertje kijkt alleen naar haar. Maar dan vertelt hij toch dat hij een mooie week achter de rug heeft en dat hij echt genoten heeft. (Geen echtgenoten; dat is meervoud en dat is bij wet strafbaar hier. En ook in Drenthe trouwens.) Hij vertelt dat hij voor de één net iets meer is gaan voelen dan voor de ander. “Ik zou graag willen dat… Maud hier blijft.” Husband en ik rollen van onze respectievelijke stoel en bank. Kriegen we noe? Die zagen we niet aankomen, maar eerlijk is eerlijk: leuk is het wel. “Zo, jij hebt nog wat te schrijven de komende weken”, is het oordeel van husband, die net weer in zijn stoel geklommen is. Mouth weet niet wat haar overkomt en antwoordt op de vraag of ze wil blijven. “Geweldig! Ik ben stupéfait, sorry.” Ze verontschuldigt zich meteen bij Nans, die op haar beurt van Evertje nog wat veren in haar derrière gestoken krijgt: prachtige vrouw met veel gevoelens, een mooi mens, mooie reactie, blablabla. Ik heb boeren gezien die het minder mooi afhandelden. Nans vindt Evertje en Mouth een mooie combi samen; zo hoopt ze dat hij nog wat meer uit de verf komt. “Wat líef dat je dat zegt, dankjewel!”, zegt Mouth. Dan richt ze zich op haar zojuist veroverde boer aan de overkant van de tafel. “Ik vind het luik! Mag ik alsjeblieft eiventjes connectie?” Ze leunt over de tafel en pakt Evertje bij zijn knotsen vast. “Lekkewrrr! Ik vind het heil fijn, echt superfijn. Echt heil fijn! Ik ga je zau eiven knuffelen hoowrrr…” Nans en Yvon kiezen snel het hazepad. “Ik kom eiven bij je. Mag ik eiven bij je?” Evertje blijft zitten waar hij zit. “Jazeker!” Mouth vliegt naar hem toe en wat volgt is dat beloofde vasthoud-moment. Mouth vertelt dat ze al meteen wist dat ze hem leuk vond. “Wanneer dan?”, wil Evertje weten. “De eewrrrste keer dat ik je zag. Toen je nog digitaal was. We zitten hetzelfde.” Evertje heeft geen idee wat ze bedoelt. “We spiegelen. We zitten hetzelfde. Dat doen mensen als ze elkaawrrr luik vinden, moet je eens op letten.” Klopt helemaal. Maar ja, ook als mensen elkaar totaal niet ‘luik’ vinden, spiegelen ze ook, alleen dan helemaal de andere kant op, maar dit terzijde.
Even later, wanneer Nans het erf heeft verlaten, zien we Evertje en Mouth in een omhelzing. En dan is daar het moment: Evertje zoent Mouth. Op. De. Wang. Mouth corrigeert meteen. “Hoeft niet hè zau. Mag nu zau!”, en pakt hem vol op de bek. “Zau mag dat nu.” Go, Mouth!
Een paar dagen later zien ze elkaar opnieuw, maar nu bij Mouth thuis. Gewapend met een bos rozen staat hij voor haar huis. Mouth staat hem al op te wachten en zwaait enthousiast als ze hem ziet. “Allemaal lieve rausjes! Is dat voowrrr mij?” Nee Mouth, hij heeft die rozen voor je buurvrouw meegenomen, nou goed? Bij gebrek aan bank (en verdere inrichting) nemen ze samen wat ongemakkelijk plaats in de hangmat. “Want dát is de maatstaf hè?”, roept Mouth uit. Zo moet je dus wel op elkaars lip zitten, in zo’n ding. Je rolt gewoon naar elkaar toe. Mouth is verliefd. “Alles is goed. Ik vind alles luik enne… klein kind ben je gewaun weewrrr hè? Zauiets.” Er volgt een kleine rondleiding door een nagenoeg leeg huis. Mouth is nogal minimalistisch ingesteld qua inrichting. “Dít wilde ik nog eiven zien!”, zegt ze terwijl ze Evertje voor de passpiegel tegen zich aantrekt. Even kijken hoe dat eruit ziet, als stel. Het is een ‘luik’ plaatje. Dan volgt er een bezoek aan de zus van Mouth, Fleur. Of “Fleuwrrr”, zoals Mouth haar ongetwijfeld noemt. We zien Mouth op haar rug wanneer Evertje uit de auto stapt. Totdat Mouth daarna óók uit die auto stapt. Wacht effe. Zie ik dubbel? Ben ik gek? Zat er iets in mijn glaasje water? Oooooh… het was niet Mouth, die ik als eerste zag, maar Fleuwrrr. En Fleuwrrr ziet er aan de achterkant exact hetzelfde uit als Mouth. Zelfde kapsel, zelfde figuur en dezelfde kleding (nou herken ik dat laatste toevallig, alleen heet mijn zus geen Fleuwrrr). Fleuwrrr vindt het stel een fijn plaatje en neemt meteen een foto. Even later wordt er gegeten bij Fleuwrr aan tafel. “Hij vreit veil! Zau luik dat hij zauveil eit! Ik vind dat jij hem goed vewrrrstaat! Je praat tot nu toe steids terug!” Mouth rebbelt er op los. Ja, die is vewrrrliefd. En Evertje? Die kijkt steeds glunderend opzij naar Mouth. Hij dus ook, denk ik.
Jouke zoekt Karlijn op in haar ouderlijk huis. Of ouderlijke boerderij, zoiets. Haar broer runt de tent en dus wordt er -letterlijk- veel over koetjes en kalfjes gepraat. Boer’n onder elkaar hè? De omroep zet er flink vaart achter, want nog nooit zagen we in één aflevering een laatste keuzemoment, de schoonfamilie én de stedentrip tegelijk. Nu wel dus. Want we zien ook al dat Jouke en Karlijn vers van de boerderij in staan te kloten met de bediening van de lift in een hotel in Kopenhagen. Jee, dat gaat hard allemaal. In dit tempo verwacht ik de eerste babies volgende week al.
Dat geldt denk ik niet (meer) voor Hans en Annette. Ook Hans is op bezoek bij z’n nieuwe liefde. En dat gaat geweldig. Eerst een fietstochtje, waarbij Hans de ene vleiende opmerking na de ander maakt. Wanneer Annette zegt dat ze hier zo graag fietst omdat het zo mooi is en ze daarbij naar links wijst, zegt Hans dat het aan zijn rechterkant mooier is dan aan zijn linkerkant. Want daar fietst zij, met op de achtergrond een dijk en verder geen uitzicht. “Hij is heel attent, galant, tasje dragen… hij weet wel hoe het moet.”, mijmert Annette tevreden.
Die middag komen haar kinderen met aanhang langs. “Heb je de hele buurt uitgenodigd?”, lacht Hans. De kinderen zien hun moeder als een soort verliefde puber en ze hebben voor Hans een boekje in elkaar geflanst: de Hansleiding: hoe om te gaan met ons ma. Hans leest voor “Tevens kunt u in de handleiding een rubriek vinden met gekke weetjes van ons ma. Als je een muis, spin of kikker in de buurt van Annette ziet, pak uit voorzorg de gehoorbeschermer maar voor haar gegil en de camera voor grappige video’s. We kunnen op geen enkele manier aansprakelijk gesteld worden door schade die door ons ma gegeven wordt.” Annette krijgt er een kleur van. Het is duidelijk van wie de kinderen hun humor hebben. Nee, dat klikt wel met de wederzijdse nakweek.
Ook Hans en Annette gaan op reis, naar het Ierse Clifden. In een kasteelachtig hotel worden ze ontvangen. Als twee kleine kinderen rennen ze door de gang van het hotel, op naar de receptie. Op de vraag of ze één of twee kamers willen, laat Annette de keuze aan Hans. “Wan roem!” Dat is duidelijk. Ze krijgen de honeymoonsuite. Hans merkt op dat ze alleen de jurk niet bij zich hebben. In het restaurant zegt Annette dat ze zich net een filmster voelt. “Jamaardatbendeook!”, zegt Hans in onvervalst Brabants. En je weet het: Brabo’s spreken zonder spaties. Hij leeft helemaal op en zegt dat hij dit gevoel ooit één keer eerder heeft meegemaakt. “En dit is de tweede keer.” Awwwww… Annette had hierover alleen maar in boekjes gelezen en nu overkomt het háár gewoon. Ze proost met Hans op mooie dagen. Dat kan Hans beter: “Op een mooie toekomst!” Ik gun het ze zo.
En dan hét cringe-stel van het jaar. Splinter en Wendy. Hij heeft haar vorige week zijn liefde verklaard en zij deed de koelkast telkens een stukje meer dicht. Nu is het tijd voor het bezoek aan haar huis. Vooraf filosofeert Splinter er weer lekker op los. “Nou, er is een liedje en dat zingt van liefde is één miljoen vlinders in je buik. Nou, dat heb ik. Dat voel ik al de hele week.” A: een liedje zingt niet. En B: get-ver-demme! Zo, dat moest even. Er wordt een kaartje geschreven en in de bos bloemen gestopt. Als hij bij Wendy binnen stapt, ontwaar ik óók nog eens een opgerolde brief aan de bos vastgeplakt. Eerst moet het kaartje gelezen worden, daarna pas de brief. “Jij bent de zonnestraal in mijn hart. Ach, dat is lief!” Ik denk dat het voorlezen van de brief er moedwillig uitgeknipt is. Het schijnt dat het Nederlandse rioleringsnetwerk zondagavond overbelast dreigde te raken door de vele liters maaginhoud die er, na het voorlezen van het kaartje, bij de kijkers massaal uit kwamen. Er volgt ook hier een rondleiding. “Dit is dus mijn kamer.”, zegt Wen wanneer ze in haar slaapkamer staat. “Mooie kleur dekbed! Dat matcht met je trui.” Wat we zien is een niet bijzonder mooi blauw dekbedovertrek en Wen ernaast in een blauwe trui. Jezus. Nou ja, Splinter is onder de indruk. “Praktisch ingericht!” Wen vindt deze opmerking weinig sexy. Tijd voor de echte levensvragen. “Wat wil je drinken? Ik heb rode wijn, ik heb wat sap, ik heb thee, koffie…” Splinter staat erbij alsof hij wereldvraagstukken moet oplossen. “Wat doe jij?” Wen geeft aan nogal van de thee te zijn en dus neemt hij ook thee. Ooooh, man… wat ben je toch een enge pleaser. Brrr… Die avond komen er twee vrienden van Wendy eten. Ik zie hierin een teken aan de wand: hij wordt dus niet voorgesteld aan de schoonfamilie. Hij ziet alles anders, want hij is niet meer voor rede vatbaar door alle vlinders in zijn buik. “Het voelt goed. Ik kan haar gedachten natuurlijk niet lezen, maar het voelt goed.” De husband concludeert dat Splinter alles aan elkaar slijmt en dat klopt in mijn ogen ook wel. Hij speelt constant een rol. En dan ook nog eens heel erg slecht.
Ook Splint en Wennepen gaan op citytrip en wel naar Reims. De champagnehoofdstad. Nou had ik vorige keer nog zo gewaarschuwd: neem niet dat eind hout met dat gat en die zes touwen er overheen mee op citytrip. En wat zie ik als hij het hotel binnenstapt? Zijn gitaarkoffer hangt op zijn rug. De eikel. Volledig kansloos, dit. Het gesprek bij de receptie verloopt een tikkie anders dat in het hotel bij Hans en Annette. Op de vraag of er één of twee kamers nodig zijn, wil Wen eerst even weten hoe het zit met de beddensituatie. “Is dat dan met twee aparte bedden? De Franse receptionist legt in zijn beste Frengels uit dat er in de kamer ‘a double bed’ staat. “Maar dan is het dus één bed? Je kunt ze niet uit elkaar schuiven?” Wen gaat steeds angstiger kijken. “Noooo, but zyou can have éé second reum.” “Ja, dan wil ik graag een tweede kamer.” En dat begrijp ik dan weer niet, want zij kan hem met gemak dubbelvouwen en in die gitaarkoffer laten overnachten. Hij doet toch alles wat zij wil. Boven worden eerst de kamers vergeleken. Bij Wen staat er champagne in de koeler te wachten, er ligt een hartje van rozenblaadjes (aaaarggggghhh) op haar bed en de handdoeken zijn tot twee zwanen geboetseerd. Mozeskriebel, wat erg. Splinter doet nog een ultieme poging. “Nee, jouw kamer is veel leuker.” Jammer joh; werkt niet. Verder dan een ongemakkelijke, allesbehalve spontane selfie met Wen in de houdgreep op haar bed komt hij niet. “Ik voel onbalans tussen mijn en haar gevoel. En daar heb ik last van. Dat moet ik een plekje geven.” De champagne wordt ontkurkt en er volgt een kusje. Wendy neemt een slok en zegt dat de champagne zo’n beetje haar mond uit tintelt. “Net als die kus…”, zegt de griezel. Wen schuift wat ongemakkelijk heen en weer. “Dusss…” Veel verder komt ze niet. Nou ja, Splinter mag wel even dienst doen als voetenbankje, als zij haar vijf meter lange benen over zijn schoot vleit. “Je hebt wel slofjes meegenomen toch, hoop ik?”, vraagt Splinter. Echt, ik had ‘m nu al met z’n kop in de champagnekoeler geduwd, dubbelgevouwen en in z’n gitaarkoffer gepropt, om daarna lekker de stad in te gaan. Alleen.
Tot volgende week!
Geef een reactie