Tjongejonge… wat hebben wij van ze genoten deze vakantie: onze buren op de camping. Twee gezinnen in vier tenten. Eén gezin bestond uit papa H., mama A. en zoontje K. Het andere gezin bestond uit papa S., mama K, oudste zoon J., dochter L. en zoon M. De kinderen in de leeftijd van bijna drie tot een jaar of negen. We hebben vooral genoten van mama K. Haar man, papa S. hebben wij niet veel gehoord. Hij was niet zo spraakzaam. Niet dat ie veel te vertellen had. In de zin van: geen moer in te brengen dus. Daar zorgde mama K. wel voor. Papa S. werd derhalve door ons de verdere vakantie omgedoopt tot Lulletje R. U kunt zich er ongetwijfeld een beeld bij vormen.
Het begon allemaal zo rustig. Wij zaten lekker een boekje te lezen en het hondje lag heerlijk bij ons op de grond in de zon. Toen kwamen er twee busjes aangereden die op de twee plekken voor onze tent werden geparkeerd. Eerst stapte papa S. uit, en kwam onze kant op lopen. Mama K. volgde al snel. “Onze dochter is bang voor honden.”, begon papa S. Ja, dus? (We zeiden niets, maar dit moet van onze gezichten af te lezen zijn geweest.) We zijn echt niet te bedonderd om desgewenst onze negenjarige oude dame aan de riem vast te leggen, maar het was even de manier waarop dit gesprek begon. “Ja, echt heel erreg hoor! Ze loop selfs bij een psychiater durfoor!”, vervolgde mama K. Duidelijk. Amsterdammers. Hondjelief lag er nog net zo onbewogen bij als voorheen. “Maar deze is wel rustig, zo te sien.”, vervolgde papa S. “Ja…”, zei de baas. “Deze doet echt niks.” “Nee, maar dan weten jullie dat! Als ze ineens hysterisch gaat gillen ofso…” De volgende twee weken heb ik dochter L. niet hysterisch horen gillen, zelfs niet toen er veel meer -en veel wildere- honden arriveerden.
Gelukkig nam mama K. het hysterische gegil voor haar rekening. Tegen haar kinderen. En vooral tegen dochter L. Geen van haar kinderen kon iets goed doen, maar dochter L. was echt de pispaal. Wat het arme wicht ook deed: mama schreeuwde. “L, kom hier!” “L, luister nou eens één keer naar mama! Eén keer maar!” “L., ik vraag één ding van je en zelfs dat doe je fout!” “Nou, fijne verjaardag gaat dit voor me worden, L! Bedankt!” “L, je hebt het weer voor elkaar hoor, gefeliciteerd!” “Dat een kind van zes jaar dat nou nog niet kan!” “L, je hebt mama’s vakantie verpest!” “L, ik word schijtziek van dat kutgejank van je! Kutkind…” “L, praat nou eens normaal tegen me!’’ (Ze gaf zelf het goede voorbeeld hè?) “Niet zo bijdehand antwoorden, L!” “Doe iets anders aan, L! Als dit vuil wordt, kan ik het niet meer wassen!” (Neem het dan niet mee naar een camping, duh…) “En als het vuil is, dan gooi ik het gewoon weg hoor! Is dat wat je wilt?”, om vervolgens te gaan klagen tegen mama A. “Ja, L. is weer eens eigenwijs en wil niet luisteren. Maar ja, dan gooi ik het gewoon weg hoor.” L. durft er stiekem toch tegenin te gaan. Ze vertelt dat ze met haar broertjes binnen 10 tellen van papa naar buiten moest komen, aangekleed en wel. Dus heeft ze snel iets gepakt. Waarop mama vertelt dat “wij vrouwen zijn en vrouwen nu eenmaal meer tijd nodig hebben.” Hoppakee, daar werd Lulletje R. weer ondermijnd. “Tja…” hoor ik naast me. “Ik snap wel dat ze bang is voor honden. Mama blaft de hele dag tegen ‘r…” Scherp.
In de eerste week had Lulletje R. de euvele moed om tegen zijn vrouw in te gaan toen ze weer een tirade afstak tegen haar kinderen. Oeps… foutje. “Bemoei je er niet mee, S.!” Duidelijk. Lulletje R. hebben we de rest van de week niet meer gehoord.
Op een ochtend hoorde ik dat de kinderen het bestelde brood moesten gaan ophalen. (Zoals ze zoveel klusjes moesten doen, want mama K. had duidelijk vakantie.) “Hoe zeg je dat ook alweer?” (Even voor de goede orde: we bevinden ons in Frankrijk.) “Nou, gewoon! Je zegt: brood en het nummer van de staplaats!” O-kee…
En ging alles nou nog op een normaal volume… De kinderen, Lulletje R. en papa H. zorgden voor geen enkele vorm van geluidsoverlast. Maar die moeders… wat een stel! “K.?” Mama A. komt op dat moment in haar derde outfit binnen een kwartier haar tent uitgelopen en gaat in het gezichtsveld van K. staan. “Hoe vind je dit?”, terwijl ze met haar heupen heen en weer wiegt. “Nou”, zegt mama K. “…voor een jurk is ie best leuk!” Gelukkig was het ook een jurk. Het is toch knap lullig als je net je favoriete tuinbroek hebt aangetrokken. Hiermee was het rond: mama A. hield haar jurk aan. In elk geval in de ochtend.
Mama A. had een enorme scheur, maar mama K. sloeg echt alles. Hoe hoger de zon kwam, hoe harder mevrouw haar volume zette. Al zaten er vier tentvellen tussen, alles was woordelijk te verstaan, vooral als de kinderen het moesten ontgelden. Met plaatsvervangende schaamte zat ik vaak op m’n campingstoel. Als de andere gasten nou maar niet denken dat alle Nederlanders in den vreemde zo zijn…
Af en toe was het aangenaam stil. Dan waren mama K. en mama A. shoppen, of lagen de kinderen in het zwembad. Zonder toezicht van één van de volwassenen, uiteraard. Want ja, we hebben vakantie hè? Je moet er niet aan denken als er iets was gebeurd. Dan was alle schuld waarschijnlijk lekker makkelijk op de oudste van negen afgeschoven. Tja, je mag dan misschien wel autisme hebben, je bent wel de oudste hè?
“Zo, mooie rit gemaakt vandaag?”, vraagt mama K. meer uit beleefdheid dan uit interesse als we uit de auto stappen, want eerlijk is eerlijk, sociaal zijn ze allemaal, op papa H. na, wel een tikkie gemankeerd. We zijn die dag naar de kust geweest. “Ja, prachtig!” We vertellen waar we geweest zijn. We waren vroeg vertrokken voor een grote rit en zijn vroeg in de avond terug. Het was dan ook een behoorlijk eind tuffen. “Goh, leuk! Is dat ver hier vandaan of niet?” Geen enkele topografische kennis van de omgeving waarin ze vakantie viert dus. Nou ja, dat kan. Ik weet altijd graag waar ik zit, maar niet iedereen deelt die interesse, nietwaar?
Met dat en haar gedrag naar haar kinderen toe in mijn achterhoofd kan ik me een paar dagen later nog net staande houden aan de dichtstbijzijnde boom als ik op normaal volume in geprek ben met een andere buurvrouw en hoor wat mama K. voor de kost doet. Mama K. komt erbij staan en vertelt met een stalen smoelwerk dat ze in het onderwijs werkt. Als ik voorzichtig vraag op welke soort school, zegt ze dat ze op een basisschool werkt. En dat ze normaal gesproken tussen de middag haar nakijkwerk doet. Mijn hemel, dit kan niet waar zijn: ze staat voor de klas!
Ik wil niet weten hoe hard haar volume is als ze dertig koters voor zich heeft…