Irlande, deux mille et neuf, part one… (2010)

14 apr

Geplaatst op 2 maart

Zoooo, de vakantie voor later dit jaar is geboekt en belofte maakt schuld: ik had gedreigd na het Guinness-sprookje ook mijn laatste Ierlandavontuur met jullie, mijn arme lezers, te delen. Het is zover. En het is zelfs zo erg dat ik het maar in delen ga doen, want zelfs een overdosis Ierland kan niet goed zijn. So here goes, Part one:

Mijn vakantie begon vroeg. Te vroeg. Om half acht in de avond moest en zou ik wegrijden en een half uurtje later zouden we inchecken. En ja, ik weet dat ik me in een luxepositie bevind waarin ik een half auto-uurtje van “de grens” woon. Maar goed, desalnietteplus begint ie toch te vroeg. En waarom? Omdat ik de avond ervoor mezelf op een tafel in het Hof behoorlijk had staan uitsloven tijdens de openluchtdisco op de slotavond van het Zomerterras. Eén keer bijna van de tafel gepleurd en auauauauau… deden mijn voeten gisteren ook al zo’n zeer?
Uiteraard is het -ondanks dat je het je altijd anders voorneemt- op het laatste moment nog even stressen: alles weer uit en in je tas gooien (ja, klinkt bekend hè?) en dan alles met een noodgang in de auto stampen en gaan met dat blik. Bij de incheck van de Stena Line even gemeld dat ik “een kreupele” bij me heb en dat doet wonderen, want jahoorrrrr, daaaristie weer: de invalidensticker met bijbehorende plek bij de lift. Mooi systeem. Alleen een beetje jammer dat de lift bij mijn bolide(tje) vooraan het schip is en onze hut achteraan. Of was het nou andersom? Nou ja, in elk geval een heleboel strompelen voor een kreupele. Gelukkig is het achterdek nabij en is het een zwoele avond, dus in de buitenlucht varen we het land uit. Heerlijk, hij is begonnen: VAKANTIE!!!
De eerste nacht heerlijk geslapen, mede dankzij mijn oordoppen. Maar rond een uur of veel te vroeg werd ik wakker, ik keek naar buiten en zag iets moois: oranje lampen aan de horizon. Angleterre! Vandaar dat ik wakker ben geworden: de boot had vaart geminderd en daar word ik wakker van. Vroeger op onze eigen boot ook al. Nog niks veranderd dus. Om half zeven worden we van de boot getrapt, dus koplampen afplakken, TomTom installeren en hop, gáán. Om een uur of half twaalf ter hoogte van Birmingham een half uurtje op een parkeerplaats voor lul gelegen met m’n ogen dicht en m’n mond open; ik hield het niet meer van de slaap. Daarna doorgereden naar Llanberis, het dorpje in Wales aan de voet van de Snowdon, waar je door het bergtreintje compleet uitgerookt wordt, maar waar verder geen reet te beleven valt. Behalve eten bij een Indiër, wat we dan ook maar gedaan hebben die avond. En toen heerlijk geslapen. TOT KWART OVER ZES(!!!) Wees nou eerlijk, dat zijn toch geen tijden op je vakantie? Maar ja, het ontbijt wachtte en ook niet geheel onbelangrijk: de ferry naar Ierland. Die wachtte niet, vandaar. We hadden mazzel in de ontbijtzaal: er waren dit keer 80 wachtenden achter ons en nu niet eens een keertje voor. Ondanks de wijze les van vorig jaar (niet te veel drinken, want er zijn niet veel gelegenheden waar je sanitair kunt ontspannen langs de Ierse wegen), maakte ik toch de fout -neemeiddoedatnoutochnietdaarkrijgjespijtvan- thee, tomatensap en verse jus te drinken. Oei. We zijn nog geen tien minuten onderweg (lees: nog geen tien minuten na mijn laatste toiletbezoek), of het gezeik begint al, letterlijk, wanneer ik wanhopig uitschreeuw: “kmotpisse!!!”. Het komt haast m’n oren uit als ik een bord langs de snelweg zie met de aankondiging dat daar ook een WC is. Ik neem de afslag, kijk naar boven en dank God hoorbaar. Waarop reisgenoot in heur broek pist -figuurlijk- en ook dat hoorbaar. Nou waren we net voorbij de afslag van the place with the long name (Llanfairpwllgwyng… en dan nog een heleboel letters… okee dan, komt ie: Llanfairpwllgwyngyllgogerychwyrndrobwllllantysiliogogogoch), maar volgens mij reden we via de provinciale weg weer helemaal terug en koos ik eieren voor m’n geld (ik moest wel, en niet alleen om de boot te halen…) en parkeerde m’n auto aan de kant van de weg om de boel daar maar op te lossen. Wat een opluchting. Dankzij de kreupele aan boord worden we langs een hele lange rij wachtende auto’s geloodst en zijn we als één van de eersten aan boord. Op zee maakte ik de fout om even op het achterdek te gaan staan om een frisse neus te halen. Ik kwam van een koude kermis terug: ik was even vergeten dat je tegenwoordig juist niet meer buiten moet zijn om een frisse neus te halen, omdat alle nicotineverslaafden die aan boord waren en masse het achterdek op stormden. Ik vond het ineens ook al zo druk…
Na een lange dag kwamen we om half zes aan op de plaats van bestemming: Doolin aan de westkust in county Clare. We zien grote witte huizen op een heuvel staan. Dat kan het niet zijn, dus geef ik gas. Bij de receptie onderaan de heuvel krijg ik een sleutel en een routebeschrijving naar een groot wit huis op de heuvel. “Oh, maar dan zijn dat twee onder één kap-huizen”, concludeer ik. Fout geconcludeerd. We hebben een joekel van een vrijstaand huis met een enorme keuken en woonkamer, drie slaapkamers, drie en-suite badkamers en vier toiletten. Dan heb ik het nog niet eens over de bijkeuken en de hal, waar we ook nog eens moeiteloos tien gezinnen zouden kunnen herbergen. Van schrik gaan we maar buiten de deur eten: we komen in het restaurant van een hotel terecht waar we getrakteerd werden op Ierse livemuziek en een jongen die ooit bij Riverdance had gedanst. Geen twijfel mogelijk: we zijn in Eire!
De dagen erna brengen we wat door in de omgeving, samen met Bill. Bill is niet de vriendelijke buurman, Bill is de orkaan die een paar dagen ervoor Amerika heeft geteisterd en Bill was nu over de oceaan onze kant op komen rollen. Hij was wel wat in kracht afgenomen, maar jeeeemig, het waait inmiddels like hell. Da’s mooi voor de surfers in Lahinch, net aan de andere kant van the Cliffs of Moher, maar voor ons soort mensen is het ook mooi, want wat kan het hier aan de kust spoken. Waaaaanzinnig!!! Op vrijdag gaan we richting Galway, een stad 80 kilometer, (maar door het wegennet, de haarspeldbochten en de bergen anderhalf uur rijden) verderop. Helaas moet Galway even wachten: Bill heeft alle wolken weggeblazen, dus veel zon, maar ook veel wind. Prachtige stormdag, dus eerst even naar zee. Ik heb nog nooit zoiets gaafs gezien: ik film met reisgenoot d’r camera en ik maak zelfs “even” 256 foto’s van de storm op zee. Waanzinnig. De storm trok nog meer freaks naar de zee, waaronder een compleet gezin dat dacht veilig te staan, maar dat toch ineens benen moest maken. Eikels… kijk dan ook naar wat de zee doet, klojo’s… Verderop was te zien hoe de zee op het land op de hoge rotsen sloeg, dus waarom zouden jullie droog blijven? Hufters…
Afijn, m’n haar was weer volledig naar de klote: er zat weer een lading zee en wind in waar de honden geen brood van lusten, dus op de weg naar Galway even bij huis gestopt om de ergste schade te herstellen met een haarborstel. En heel veel geduld. Bij gebrek aan echte stad en (ja ik blijf toch een meisje) dus te weinig winkels wordt Galway langzaamaan leegekocht, waarbij ik wel even wil opmerken dat ik dit keer geen boeken heb gekocht, wat op zich een wonder is. Het overschot aan winkels wordt de volgende dag weer gecompenseerd: via Milltown Malbay (volgens de bladen een schilderachtig dorp waar de week ervoor de laatst loslopende Corr-zus is getrouwd; volgens mij een oord waar je nog niet dood gevonden wilt worden) gaan we richting het zuidelijkste puntje van dit schiereiland: Loop Head. Daar staat een vuurtoren en als er een vuurtoren staat, is het goed. Ergens moet ik keren en raak daarbij met mijn spatbord de iets te hoge stoeprand. In Kilkee even staan kijken bij de “killer waves”, die zelfs zonder Bill ongelooflijk hoog kapot slaan tegen de rotsen. Als ik sta te kwijlen op de kade, roept reisgenoot me. Er staan een paar Ierse ladies bij mijn auto met iets in hun hand. Oooooh shit… “That doesn’t look good’, zeg ik. Het is een soort van spatlap die aan m’n bumper hing, blijkbaar. Is er net toch iets niet helemaal goed gegaan. “O jee”, zeg ik. “En ik ben helemaal niet technisch…” “Ah joh…”, zegt één van de Ierse ladies. “Gewoon in je achterbak gooien!” Strak plan. Even onder m’n auto gelegen (niet dat dat helpt, maar het staat lekker interessant) om te kijken of ik ‘m terug kon hangen, maar dat bleek niet mogelijk. Dus werd het definitief de achterbak. Na de vuurtoren van Loop Head eten we een hapje in Kilkee in de pub die volgens het bord langs de weg het dichtst bij New York ligt. Da’s waar. Het eten is er heerlijk en de open haard waar we naast zitten, ook. De barman is een beetje bezorgd dat we nu nog anderhalf uur van Doolin af zitten en dat ik dat in het donker moet gaan vinden. TomTom is nog niet zo ingeburgerd hier, blijkbaar… Feit is wel dat de terugweg een stuk sneller gaat dan de heenweg, want toen hadden we ook een kustroute. In Lahinch word ik via de snelle variant naar Doolin gestuurd, maar dat wil ik niet; ik wil over de Cliffs of Moher heen rijden, dus zet ik m’n TomTom uit. Reisgenoot zakt alle moed in de schoenen en denkt nu echt dat ze nooit meer thuiskomt. Is NATUURLIJK niet waar, want precies volgens schema staan we om vijf voor elf weer voor onze tijdelijke voordeur. De barman slaapt nu waarschijnlijk nog niet van bezorgdheid…

Tot hier en niet verder. Binnenkort meer!

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: