Geplaatst op 26 augustus
Op één of andere manier vind ik een wekker die om halfvier ’s nachts afloopt toch niet echt een lekker begin van een vakantie. Om tien voor halfvijf rijden we de straat uit en reisgenoot en ik wisselen elkaar achter het stuur af, dus dat is lekker doorrijden. Wat komen we onderweg tegen? Tja… bij Eindhoven op een stuk snelweg zonder verlichting een auto op de vluchtstrook in het donker. En iemand onder invloed van alles dat geestverruimend werkt die aan de overkant bij de pomp iets had gekocht en nu heel langzaam bezig was de snelweg over te steken, terug naar die auto. Godzijdank zag sturende reisgenoot ‘r waggelen. Ook de man met de hamer tegengekomen, dus ben ik een half uurtje weg. Als ik wakker word, heb ik het gevoel dat ie alleen wel met die hamer in m’n nek heeft staan meppen. Fijn…
De reis begint zonnig, maar hoe dichter we bij Oostenrijk komen, hoe natter het wordt. Als we na exact tien uur op de camping arriveren, stortregent het. Onze plek is een modderbad, dus kaplaarzen en regenpakken aan, plas water wegvegen en de tent opzetten. ’s Avonds lekker in slaap gevallen. Tot de volgende morgen zes uur. Op de berg naast de camping staat de Pestkapelle. Hoe toepasselijk… Dat ding luidt dus elke ochtend om zes uur. Hard. En lang. Ik heb het een keer geteld. Ik kwam tot 72 keer. Alleen de tweede maandag (Christelijke feestdag) en de laatste drie dagen van de vakantie hield het kreng z’n bek, eh… bel. Hoe krijgen ze het verzonnen… (Maar ja, na de Pestkapelle begon de dorpskerk een stuk of 91 keer te loeien…) Nou goed, een wekker zouden we deze vakantie niet nodig hebben.
De eerste dag gaan we er meteen goed tegenaan. We klimmen naar de bovenkant van de Stuibenfall, de hoogste waterval van Tirol. Een prachtig ding hoor, maar die reis naar boven… okee, ik noem een paar dingen: regen, hagel, onweer, zon, mist en (blijkbaar) geen conditie. Beneden stond er een bord: Stuibenfall, naar boven (lees: uitzichpunt 5): 50 minuten lopen. Ja. Niet dus. Bij punt 2 was ik al moe en punt 3,4 en 5 lagen toen recht boven me. VER boven me. Maar we gaan door. En dan boven aan je reisgenoot horen zeggen: “Ja, je kunt hier ook per auto komen, maar ik dacht: laat ik dat maar zeggen als we pas boven zijn…” Best gevaarlijk, zo’n opmerking maken boven aan een waterval… Maar ja… het uitzicht was mooi. En: we hadden 450 meter geklommen. Op de tweede dag schijnt de zon en gaan we het Pitztal in. Dat is het dal naast ons dal met een waanzinnig hoge hangbrug. Mooi!!! Tegen de avond willen we terug naar ons dorpje, maar worden we tegengehouden. ’s Morgens had reisgenoot op de radio gehoord dat er wat stenen naar beneden waren komen zetten tussen ons dorp en het volgende dorp. We hadden ze zien hangen, in de netten boven de (enige) weg. Maar ja… gedurende de dag was er nog veel meer naar beneden komen zetten, dus was nu de weg afgesloten. We zijn dus niet ingesneeuwd, maar buitengesteend. “Und jetzt?”, vraagt reisgenoot aan de man die het nieuws aan alle automobilisten brengt. “Kamer zoeken”, is het antwoord. Jaja… Er is een alternatief: via Italië, maar dat zou een uur of drie omrijden zijn. Dan maar op zoek. Bij het eerste huis waar ze kamers verhuren hoefden we niet eens uit te stappen: vol. Na een zwerftocht langs Zimmer frei-bordjes waar niet werd opengedaan en een veel te duur hotel, kwamen Jozef en Maria in Karres aan, een dorpje van niks. Ja, een kerk, brandweerkazerne, muziekvereniging en een stal. Met een kamertje. Onze stal heeft Gasthof Traube en vraagt een leuke(re) prijs voor een kamer met balkon, douche, wc, ontbijt, avondeten en een van spierwitte dekbedden voorziene tweepersoonskribbe. Ik had snel nog tandpasta en tandenborstels gekocht en op de gang werd er een fles douchegel voor onze kamer neergezet. Geweldig!!! De weg gaat op z’n vroegst pas de volgende dag om 13 uur open, dus besluiten we die volgende dag (na een nacht met sneeuwval op de bergen) via Italië te reizen. Plakken er meteen een (warm) dagje Bolzano met Ötzi-museum (dat is een ijslijk van 5000 jaar oud die in een koelcel bij –6 graden Celsius ligt) en winkeltjes tegenaan. Via de Timmelsjochpass op 2509 meter hoogte rijden we Oostenrijk weer binnen. Later blijkt dat de weg nog niet open is, dus hebben we hier goed aan gedaan. Pas de volgende morgen is er een bypass gemaakt in de berm en kunnen we de schade gaan bekijken. De stukken rots van gisteren hangen er nog, met twee veel grotere stukken er bovenop. Verderop nog een stuk en er is er zelfs één over de hekken heen komen stuiteren, zo de weg op. Je moet er niet aan denken dat je daar net rijdt met je autootje… we horen later dat er 15.000 kubieke meter rots naar beneden is komen zetten. Reisgenoot weet dat een stuk van 1 kubieke meter 2500 kilo weegt. Dat is dus altijd nog eh… nou ja… reken maar na… (reken maar niet zelf; het antwoord komt vast in een reactie onder dit verhaal. Wedden? Ik ken reisgenoot langer dan vandaag…)
Ötzi ligt er niet alleen koud bij: vlak ook mijn koelcel niet uit: de nacht van woensdag op donderdag was het bij mij maar 12 graden warmer dan bij Ötzi… Ach, je blijft er goed bij…
Overdag is het dan weer bloedheet, dus zoeken we de kou op. Op de Tiefenbachgletsjer op 3249 meter hoogte kijken we uit over de Alpen, naar de Dolomieten, hebben we sneeuw, hagelt het eventjes en staan we op de hangbrug boven het luchtledige. Ik had een trui aan, maar het was zo warm, dat ik in m’n mouwloze t-shirt verder ging. Prachtig! Onder aan de skilift even lunchen met Kaiserschmarn en m’n allereerste Germknödel. Mmmm…
Verder heb ik onder andere Lech gezien (ja, daar waar Bea gaat wintersporten). Beetje decadent oord is het wel. (BEETJE??? Heb met een vest in m’n handen gestaan dat uit meer gat dan wol bestond en dat op het “uitverkooprekje” buiten voor de winkel hing. VOOR 329 EURIES…) Niet echt mijn oord dus. Via de Silvretta-hochalpenstrasse terug gereden naar ons oord (via Ischgl, waar dan keizerin Sissi ooit weer ging wintersporten) met op het hoogste punt een kopje soep aan een stuwmeer: de peilschaal staat daar op 2032 meter.
Zondag is het heet. Dagje zwembad dus. Ik heb het bad even voor mezelf: heeeeeerlijk, zo rimpelloos. De volgende dag gaan onze buren weg. Jong stel uit Brabant. Zij zegt niks, hij lult de oren van je kop. Zij draagt voornamelijk te kleine kleding en hij… tja… echt zo’n blije Brabo. “Gadegijnogeenpintsjevatteinnutdorp?” (Of we ook nog een biertje gingen drinken in het dorp) en “Heddegijgeenkachel? Dankomdegetochbijonseenkaartjelegge?” (Als we het koud hebben, mogen we ook in de sleurhut komen kaarten). Ik schrijf het nu wel op, maar het duurde wel even voordat ik wist wat ie precies zei. Best leuk hoor, maar wel op een afstandje. Dus zei ik respectievelijk dat ik nog een roseetje had staan en dat ik lekker m’n boek ging uitlezen. Ik weet dat reisgenoot geen spelletjesgenoot is, dus leek me dit wel een veilige optie. Toen ze vertrokken met hun echt leuke combinatie van een overjarige crèmekleurige caravan en dito Mercedes (qua jaren en kleur), deed ie nog even de deur open en wenste ons een prettige vakantie verder. Toen ie de deur dichtklapte, zag ik het ineens: dit was een Fransje Bauer!!! Ook al zo’n blije Brabo… Wij gaan die dag in Oetz mijn eerste Käsespätzle eten. Die valt niet goed, dus na een onverwachte blik op de Stuibenfall vanaf de weg naar Niederthai, moeten we met spoed terug naar de camping. Vul de rest zelf maar in… Verder hebben we nog een dagje “echte” stad gedaan: Innsbruck. Dat deden we via Kühtai, waar twee stuwmeren langs de route liggen. Kühtai doet z’n naam eer aan: de koeien (de Milka-variant, met bel!!!) lopen er op de weg en zijn niet van plan opzij te gaan voor welk verkeer dan ook. En gelijk hebben ze. Woensdag is het weer warm en zoeken we verkoeling in de schaduw van de Rosengartenslucht, een spleet in een rots met een waterval en later in de Alpencoaster (de langste ter wereld). Je zit dan in een soort éénpersoons achtbaankarretje waarmee je 3,5 kilometer de berg af zoeft. Je moet 25 meter afstand houden tot je voorganger en aangezien ik de voorganger was van reisgenoot, dacht ik veilig te zitten. Totdat ik vrij snel “GASSEN!!!”achter me hoorde. Ja, hallo… dat deed ik ook, maar als er bij een bocht remmen staat, dan rem ik toch effe af. Hij niet, blijkbaar. Later zag ik ‘m niet meer en dacht ik dat ik een aardig voorsprongetje had opgebouwd. Niet dus: Speedy zat 5 meter achter me. Uit m’n gezichtveld. Via de Hahntenjoch, het Lechdal en de Fernpass rijden we terug.
Donderdag is het 33 graden, dus boekje, zonnebrandcrème en natje en droogje mee, bikini aan, parasolletje huren en afwisselend aan en in het zwembad liggen. Het is niet anders… Op vrijdag zoeken we de uiteindes van het Ötztal op: we rijden naar Vent, Obergurgl (waar ik even met m’n blote pootjes in een helder beekje ben gaan staan dat vers van de berg af stroomt. KOUD!!! Maar wel lekkah….) en een menuutje in Sölden gegeten. Dat wil zeggen: ik zag een lekker voorgerecht en een lekker nagerecht en reisgenoot zag een lekker hoofdgerecht. Zaaaaa-lig… De laatste dag was gereserveerd voor nog wat shoppen en een ritje naar Köfels, waarvandaan we een mooi gezicht op de steenstort hadden. Maar eigenlijk is het gewoon te warm, dus ja… zwembadje!!! ’s Avonds alvast wat voorbereid voor de terugreis, in een donker weiland sterren (en de melkweg) gekeken en makkelijk gegeten. De wekker (zes uur, kerkje) en een ruk aan de stop van het luchtbed door reisgenoot, maakten een eind aan de pret. Inpakken, douchen en om halfnegen rijden richting meerdere files, dus verloopt de terugrit minder soepel dan de heenreis. Maar wat was het prachtig. Ondanks Radio Tirol in het toiletgebouw (schlagers, hoempamuziek en muziek van 30-40 jaar geleden zoals Boney-M, Abba, Village People, The Gumbay Dance Band en -helemaal erg- Modern Talking), ondanks luidruchtige Italianen (wat nou, crisis? Ze rijden allemaal in gloednieuwe campers), blaffende Duitsers en een raar langs elkaar -en de rest van de camping- levend Nederlands gezin (dochter vluchtte met vakantievriendjes, zoon was beroepspuber, pa had twee hobbies: ijsberen en alles zeven keer overdoen en ma keurde alles af wat pa deed, heeeeel gezellig, maar zooo ontzettend vermakelijk om over je boek heen te beglu… eh te observeren, net als een Oostenrijks stel dat drie uur bezig is geweest om een vrij simpele koepeltent heel lelijk op te zetten), was het onvergetelijk. En veel te kort.
En wat ik nog nooit heb meegemaakt: ik ben bruin (voor mijn doen dan) teruggekomen van vakantie… hetmotniegekkerworre!!!