Geplaatst op 14 oktober
Sommigen van jullie weten dat ik werkzaam ben in de detailhandel. Voor diegenen die daar hun neus voor ophalen: stop nu maar met lezen, dit vind je toch niks. Zo. Weg? Mooi, zijn we even onder elkaar. Nou werk ik dus ik een heel klein winkeltje, formaat schoenendoos, en alles wat we doen valt onder de noemer improviseren op de vierkante centimeter. Worden er goederen voor een nieuwe folder geleverd, dan zijn we genoodzaakt het meestal achter in de winkel neer te pletteren. Een soort “firma pleur maar neer” dus. Dat is wel eens wat minder. Maar zo’n klein winkeltje heeft ook z’n charme. Die charme wordt voor een groot deel mede bepaald door de vaste klanten. Ondanks dat de halve buurt om ons heen wordt afgebroken en ondanks dat de meeste zelfstandige winkeliers eieren voor hun geld kiezen en verkassen of er helemaal maar mee kappen en hierdoor het winkelbestand op de laan dus gierend achteruit vliegt, heb je altijd de die-hards die blijven komen. Sommigen kennen we bij achternaam, veel ook bij voornaam en een enkeling kennen we bij de naam van haar hond. Ik laat er een paar de revue passeren.
Zo hebben we iemand die noemen we “mama, we saan!”, omdat haar zoontje dat altijd zei als mama weer eens te lang naar meneer z’n zin in de winkel bleef hangen. En “saan” betekent natuurlijk gaan, maar dat had je vast al begrepen… Of Ben. Ben is inmiddels een jaar of 53 en woont in het tehuis voor verstandelijk gehandicapten achter ons. Ben is nog een kind eigenlijk. Hij is gek van dvd’s en komt heel vaak met z’n portemonnee de winkel in om een dvd of een cd te kopen. Of een kleurboek, dat mag ook. Vaak niet genoeg geld bij zich, dus dan vragen we eerst hoeveel centjes ie bij zich heeft. Vorig jaar had Ben ineens ergens iets gehoord wat duidelijk niet voor zijn oren bestemd was. Sta ik achter de kassa, doet ie me ineens een oneerbaar voorstel. En dat ging niet zo zachtjes. Sta je toch even met je mond vol tanden. “Ben! Dat moet je niet zeggen, joh!” Ben had alleen maar lol, wist dat ie wel fout zat, maar had geen idee wat ie zojuist gezegd had. Ach, weet hij veel… En dan hebben we ook nog Juan. Juan ken ik nog uit het vorige filiaal waar ik stond. Komt hier niet zo vaak, maar als ie komt, dan kan het zijn dat je ineens een dikke zoen op je wang krijgt. En Juan is beroemd. Hij speelt in de Jostiband. Triangel, onder andere. Maar hij heeft wel mooi al een keer in Ahoy gestaan. Hij wel… Regelmatig komt er ook een oudere dame die vaak onder het afrekenen d’r verhaal kwijt moet. Kan bij niet veel mensen terecht en heeft ons maar een beetje als haar praat-kinderen geadopteerd. Steekt vaak eerst d’r hoofd om de hoek en vraagt dan met hoe veel we zijn, om vijf minuten later met datzelfde aantal gebakjes terug te komen. Voel je je wel eens bezwaard hoor. Maar weigeren is geen optie. Wel lief. Of die vrouw van die hond. Inmiddels weten we haar voornaam, maar het blijft “Bob z’n baas.” Vorige week hoorde ik ‘r al aankomen: “Waar is ze dan?” Ik draai me om en roep: “Bob!!!!” Bob neemt een run en ik stort me op de grond voor een knuffel. (Bob is niet zo groot) “Zo, zijn die gek op elkaar dan of niet?”, hoor ik een andere bekende stem zeggen. Da’s m’n mede-Anglofiel. Woont in de straat tegenover onze winkel en ben ik in Wales tegengekomen toen we daar allebei op vakantie waren. We hebben het vaak over leuke plekjes in Londen of Wales waar niemand ooit van gehoord heeft. De meeste mensen haken dan af. Wij niet: we weten precies waar de ander het over heeft. Natuurlijk zijn er ook de wat minder fijne klanten, maar die komen meestal alleen maar op donderdag. Ik weet niet waarom, maar het is zo. Als je een lijstje met hun namen zou ophangen, dan heb je ze op donderdagmiddag om half zes allemaal af kunnen strepen.
Op zaterdagmiddag loopt er ander volk. Naast de vaste klanten heb je dan de mensen die de drukte van het centrum mijden of die er achter komen dat ze toch nog wat vergeten zijn. Of die pas in de buurt zijn komen wonen. Zoals een paar weken geleden. Er stapt een “nieuwe” wat schuchter de winkel binnen. “Dag, ik moet een strijkijzer hebben.” Als ik vraag of ie heel toevallig al iets in gedachten heeft, zegt ie: “nou, ik moet van m’n zus een strijkijzer nemen die stoomt.” Right. Ik loop mee. “Dat komt mooi uit, want deze stomen allemaal, op één na.” Tja. Ik zie ‘m denken. “Ja… wat raad je me aan?” Terwijl ik de vitrine open vertel ik ‘m dat ze allemaal één ding niet kunnen: uit zichzelf strijken. Het ijs is gebroken. “En wat deze aan extra’s heeft, maakt het er ook allemaal niet leuker op. Eigenlijk moet je het gewoon door een ander laten doen.” Stilte. “Ja, dat kan niet meer, die ander is inmiddels weg…″ Shiiiiiiit, heb ik dat. Er hadden natuurlijk alarmbellen bij mij moeten gaan rinkelen toen ie zei dat ie van z’n zus, etcetera, etcetera. Maar ja, het staat er niet op hè: “vers gescheiden, handle with care”. Een schietgebedje om ervoor te zorgen dat de grond zich NU onder mij opent, helpt niet. Ik voel me geloof ik meer opgelaten dan hij en uiteindelijk verkoop ik ‘m toch het strijkijzer van zijn zus haar keuze. Hij komt overigens nog steeds, wil ook nog steeds door mij geholpen worden, dus ik heb ‘m gelukkig geen blijvende psychische schade toegebracht.
Gelukkig hebben we ook genoeg (uit) te lachen. Afgelopen zaterdagmiddag. Een vader en zijn zoon van een jaar of elf, schat ik, aan de kassa. Pa gooit op het laatste moment een cd van de Toppers in Concert bij z’n boodschappen. M’n collega scant het en ik vraag of het een cadeautje is. Dat is het niet; hij gaat zelf lekker meelallen in de auto. Zoonlief zet ineens hele grote ogen op en roept behoorlijk verstaanbaar voor de rest van de winkel op een ietwat verontwaardigde toon: “Hé pa!!! Daar zitten twee homo’s bij hoor!!!” Pa, m’n collega en ik krijgen collectief een lachstuip. “Ja, maar dat hoor je niet”, probeert ie nog aan z’n zoon te verkopen. Maakt totaal geen indruk. “En wie zijn die twee homo’s dan?”, vraag ik. “Nou, deze… enne… deze!” Ik kijk pa aan. “Hij pikt ze er wel uit’, zeg ik. “Ik weet wel waar z’n voorkeur naar uit gaat later. Als ie nu zo al begint…″
Zie je, er valt genoeg te lachen in zo’n winkeltje…
Geef een reactie