Geplaatst op 18 februari 2007
En toen werd het vrijdag, twee weken later. Twee lange weken had ik m’n bril opgehad. Dat is niet leuk. Ze zijn onhandig: als het regent komen er druppels op, als je in je thee blaast, beslaan je glazen, het irriteert op je neus, je kijkt constant tegen je montuur aan en: het staat niet. Bij anderen wel, bij mij niet. Natuurlijk heb je in zo’n periode wel een etentje of een vergadering. En uiteraard heb ik het natuurlijk weer allebei. Ach, waarom zou het leven ook een keertje meezitten? Sinds de informatieavond ben ik gemiddeld één nacht per week badend in het zweet wakker geworden. Ik schoot nog net niet overeind terwijl ik gilde: “IK DOE HET NIET!!! IK DOE HET NIET!!!” Ik dacht het wel. Midden in de nacht, net wakker: waar ben je mee bezig? Doe effe normaal! Idioot. Ooglaseren is niet goed voor je nachtrust, weet ik inmiddels.
Nu naar het echte vooronderzoek. Ik kan nog terug, ik zit ook na deze test nergens aan vast. Sterker nog: misschien word ik alsnog afgekeurd voor behandeling. Kan allemaal.
Thuis zijn de geintjes niet van de lucht. “Ja, kijk nog maar effe goed om je heen. Nu kan het nog.”, is zo’n fijne uitspraak. Offeh… “Heb je al zo’n witte stok?” (Die kwam ook van een collega, trouwens.) Blindengeleidehonden zijn ook een favoriet onderwerp van gesprek tegenwoordig. Da’s mijn familie.
Ik moet er om één uur zijn en mijn chauffeur (mijn “liefhebbende”broer) komt rond kwart voor twaalf ook binnen met een eerdergenoemde opmerking. Fijn. Het huilen staat me nader dan het lachen, maar ik laat niets merken. Ondertussen schijt ik bagger. Voor het vooronderzoek. Dat wordt nog wat als ik straks “voor het echie” moet. Jezus. Om tien voor één zet broer me af (meneer gaat naar IKEA) en loop ik als een mak lammetje naar binnen. Ik was thuis al naar het toilet geweest, maar ik weet nu wat zenuwzeiken is. Meteen bij binnenkomst informeer ik naar het toilet. Zo. Da’s de tweede keer. Ontspan. Ga zitten en lees. Nu kan het nog. “Mevrouw de Jong?” Ik sta op en loop naar een dame die mij aan de andere kant van de wachtruimte opwacht. Ik steek m’n hand uit en stel me voor. “Dag, ik ben Renate.” Meteen mee naar de ruimte waar allerlei soort meetapparatuur staat. Het klikt wel. Ze draagt zelf ook (nog) een bril. “Mijn ogen zijn nog te droog, vandaar.” Ondertussen wordt mijn oogdruk gemeten. “Dat gaat door middel van een pufje lucht.” PWOESHJ!!! Een pufje??? Godskolere, ik schrik me het apelazerus. Van de schrik zit ik voor mijn idee ongeveer tegen de muur achter me geplakt. Hij moet even over. Fijn. Nu weet ik wat me te wachten staat. Tjonge. Er wordt verder gekeken naar mijn sterkte, mijn brilsterkte wordt gemeten, er komen vragen over mijn werk en of ik sport en uiteraard moet ik ook vandaag de letterkaart lezen. Daarna wordt de hoeveelheid traanvocht gemeten. Nee, da’s pas fijn. Ik zie de assistente een papieren strookje pakken waarvan de bovenste halve centimeter wordt omgevouwen. Ik vraag me echt af wat de bedoeling gaat zijn. “Kijk maar even naar boven”, zegt ze terwijl ze behendig het omgevouwen stukje tussen m’n onderste ooglid en m’n oogbol legt. Eerst rechts en dan links. “houd je ogen maar even een minuutje dicht zo.” Wel eens een vuiltje in je ogen gehad? Nou dat, maar dan een tikkie heftiger. Ja, daar gaan je ogen wel van tranen. Ondertussen worden er nog wat vragen gesteld, zoals: welk cijfer zou je je ogen geven? We kiezen heel democratisch voor een viertje. Na een minuutje mogen de strookjes eruit. “En, voldoende gejankt?”, vraag ik geamuseerd en opgelucht. Er wordt door middel van een gele kleurstof nog even gecheckt hoe snel mijn traanvocht verdampt (snel) en dat moet even meegenomen worden bij de oogarts. Maar verder doe ik het goed, krijg ik te horen. Dan krijg ik de door mij zo gevreesde oogdruppels, die mijn pupillen wat wijder open zullen zetten en waardoor ik de rest van de dag (of komende dagen in het ergste geval) wat waziger zal gaan zien en ook wat gevoeliger voor licht zal zijn. “Het kan een beetje prikken; hou je ogen maar even dicht.” Dat prikken valt wel mee; zo voelt het ook als ik m’n lenzen in heb. Ik mag weer even in wachtkamer plaatsnemen. Ik trakteer mezelf op een kopje thee, maar halverwege moet ik weer. Naar het toilet. Als ik m’n handen sta te wassen, kijk ik even in de spiegel. Tering!!! Die pupillen!!! Het lijkt wel of ik iets gebruikt heb van stimulerende middelen of zo. Groot… in het TL-licht hè? Jeetje. Raar.
Na een minuutje of twintig moet ik weer naar binnen en volgen er wat meer testjes, dit keer met grote pupillen. Dan weer de wachtruimte in. En weer terug. Bij één meting heb ik iets teveel geknipperd, dus die moet even over. Nou, vooruit. Weer de wachtkamer in en wachten op de oogarts. Kan ik mooi nog even naar het toilet. Ik word gek.
Dan word ik bij de oogarts geroepen. Aardige kerel wel. We praten wat over de resultaten van de test. Het enige is dat m’n ogen wat droog en wat rood zijn, maar dat moet geen probleem zijn. Hij wil alleen even onder m’n ooglid kijken. Hij pakt een tang en misschien is het routine, misschien ziet ie iets aan me, maar hij zegt op het juiste moment: “dat zoet geen zeer, hoor. Het is alleen een beetje een raar gevoel.” Mwah. Het valt mee. Totdat ie m’n ooglid loslaat. Dat klapt terug en duwt m’n oog een beetje naar binnen. Raar gevoel even. Het blijkt dat m’n oogleden iets ontstoken zijn en daar krijg ik een receptje voor. Schijnt bij meer mensen voor te komen. Okee. “Nou, dan wil ik alleen nog even je netvlies bekijken…″ WAAAHHH??? Hoe gaan we dat dan weer doen? “Kijk maar even naar de muur.” Daar brandt een felle lamp en hij houdt een vergrootglas vlak voor m’n oog. Op commando kijk ik alle gevraagde richtingen op. Dan meet ie nog even de wijdte van m’n pupillen en zit het onderzoek erop. “Zo. Nou, het is goed te behandelen, hoor.” Da’s stiekem toch wel een opluchting. In verband met m’n droge ogen had ik misschien toch iets anders verwacht. Had toch een teleurstelling geweest. Ondanks dat het eng blijft. Er blijkt bij de arts geen voorkeur te zijn voor een Lasek of Lasik behandeling, dus ik mag zelf kiezen. “Nou, doe dan maar de Lasik-behandeling.” Nooit gedacht dat ik vrijwillig voor een mes in m’n ogen zou kiezen. Maar ja… minder napijn hè? “Maar ik blijf het eng vinden!” De oogarts lacht en geeft me helemaal gelijk. Hij vertelt hoe hij te werk zal gaan en wat ik kan verwachten. Dat helpt. Een beetje. “Nou, tot over een paar weken!”, zegt ie.
En nou gaat het er echt van komen. Op 5 april. Ik krijg een map mee met documenten die ik moet doorlezen en ondertekenen. De rest van de dag loop ik met een zonnebril op sterkte door het huis. Dat voelt toch lekkerder.
Minder leuk vooruitzicht: 5 april is nog zo’n zes weken van ons verwijderd, dus dat betekent in elk geval 6 slapeloze nachten. Minstens.
Geef een reactie